De Rijprof schreef:Om over na te denken.
Smalle doorgang. Er staat een hele rij geparkeerde auto's langs de kant van jouw rijrichting. Je moet tegenliggers doorgang verlenen.
Je kijkt, niemand te zien. Je vertrekt en wanneer je een eind op weg bent, komt verderop toch een tegenligger.
A. Moet jij de tegenligger dan nog doorgang verlenen?
B. Moet de tegenligger jou in deze omstandigheden doorgang verlenen?
De wegcode is hierover duidelijk.
15.2. De bestuurder moet, bij het kruisen een voldoende zijdelingse afstand laten en, zo nodig, naar rechts uitwijken.
De bestuurder, waarvan het doorrijden belemmerd wordt door een hindernis of door de aanwezigheid van andere weggebruikers, moet vertragen en, zo nodig, stoppen om de tegemoetkomende weggebruikers doorgang te verlenen.
De wegcode zegt nergens dat de voorrangsplichtige bestuurder vrijgesteld wordt van 15.2 van zodra die in de smalle doorgang is gereden.
De voorrangsplichtige bestuurder blijft verplicht te vertragen en zo nodig te stoppen om de tegenligger te laten passeren (en eventueel de gelijkgrondse berm te gebruiken.
Er bestaan een aantal gerechterlijke uitspraken in die richting. Jammer genoeg geen die exact dit zegt, wel deze:
De bij het verkeersbord B 19 opgelegde verplichting om voorrang te verlenen verbiedt de voorrangsplichtige niet om zijn weg te vervolgen, mits hij dat voorzichtig doet, maar verplicht hem wel voorrang te verlenen zodra een voorranghebbende bestuurder verschijnt; de voorrangsplichtige, die als eerste de smalle doorgang is ingereden of hierin reeds het verst gevorderd is, wordt van deze verplichting niet vrijgesteld (1).
Er bestaat natuurlijk ook hoffelijkheid die de voorrangsgerechtigde toelaat de voorrangsplichtige de smalle doorgang te laten verlaten en zo het verkeer te vergemakkelijken.
In het geval van een vrachtwagen lijkt me dit zelfs evident.
Maar bij een ongeval lijkt het me hoogst waarschijnlijk dat de voorrangsplichtige in fout zal worden gesteld, tenzij in specifieke gevallen.